Dat verwijtbare gedrag hoeft de werknemer niet op de werkplek of tijdens werkuren te vertonen. Een recente uitspraak van de kantonrechter maakt duidelijk dat onder omstandigheden ook gedrag in de privésfeer van de werknemer aanleiding kan vormen om de dienstbetrekking te beëindigen.
De kantonrechter heeft onlangs op verzoek van een middelbare school de arbeidsovereenkomst met een conciërge ontbonden. De reden voor het verzoek was verwijtbaar handelen van de kant van de conciërge waardoor van de school niet gevraagd kon worden de arbeidsovereenkomst te handhaven. Bij een inval in de woning van de conciërge trof de politie 47 hennepplanten aan. In verband daarmee was de conciërge aangehouden. Onder leerlingen en ouders was onrust ontstaan. De kantonrechter was van oordeel dat dit voldoende reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst, rekening houdend met de geldende opzegtermijn, per 1 mei 2016. Omdat de conciërge op grond van de CAO recht had op een aanvullende uitkering bovenop de WW-uitkering wees de kantonrechter het verzoek van de conciërge om toekenning van een transitievergoeding af. Op grond van het overgangsrecht van de Wet werk en zekerheid hoeft namelijk geen transitievergoeding te worden betaald wanneer werkgever en werknemer voor 1 juli 2015 afspraken hebben gemaakt over het recht op een voorziening voor een werknemer wegens de beëindiging van zijn dienstverband. Het in de CAO vastgelegde recht op een aanvullende uitkering is een dergelijke voorziening.